We zijn bijna even oud, Jannie en ik. We zijn in dezelfde maand jarig. We hebben allebei een zoon en een dochter. Maar hoe verschillend zijn onze levens…
Daar zit ik, met mijn universitaire opleiding en mijn grote testkoffer. En daar zit Jannie, die sinds kort, voor het eerst van haar leven een baan heeft. Bij de zorgboerderij voert ze de dieren en maakt de stallen schoon. Haar begeleidster is meegekomen, want Jannie heeft geen rijbewijs. Ze vindt het heel spannend, wat moet ze allemaal doen vandaag?
Ik praat met Kathy van de zorgboerderij. Jannie houdt ons goed in de gaten en glimlacht naar Kathy. Dat zit wel goed tussen die twee. En voor Jannie geldt: als Kathy zegt dat het goed komt, dan is dat zo. Dus ben ik ook goedgekeurd. Want Kathy zegt het. En Kathy komt haar straks weer ophalen.
Jannie vindt de opdrachten moeilijk, maar ze doet enorm haar best. Ik moedig haar aan, prijs haar inspanningen, maak een grapje en we hebben het best gezellig. Als vrouwen onder elkaar complimenteer ik haar met haar oorbellen, roze hartjes. Roze is haar lievelingskleur.
Als ze klaar is, wachten we samen op Kathy. Jannie vertelt trots dat Kathy haar heeft geleerd hoe ze haar naam moet schrijven.
“Wil je dat zien?” Natuurlijk wil ik dat zien!
Haar voornaam kan ze uit haar hoofd. “Wil jij mijn achternaam opschrijven?”
Ze herkent mijn letter B niet, die heeft Kathy haar anders geleerd. Ik verbeter mijn fout en Jannie schrijft haar achternaam.
“Weet je, Jannie? Jij kan ook mijn naam schrijven!”
Ze kijkt me met grote ogen aan.
“Kijk maar: dezelfde letters, alleen een andere volgorde.”
Dat moet ze zien! Ze lacht en gaat aan de slag. Met het puntje van haar tong uit de mond schrijft ze letter voor letter ook mijn naam. Dat moet ze straks aan Kathy vertellen!
Ze is trots op zichzelf. En ik ook.